donderdag 17 januari 2013

De man met de bijl


Een blog bijhouden. Iets waar ik eigenlijk in augustus 2011 mee had moeten beginnen. Dat was de maand waarin zij inmiddels zo’n verschrikkelijke rugpijn had dat ze niet meer naar haar werk kon gaan. En dat voor iemand die elke werkdag met plezier om vijf uur, half zes uit haar bed sprong om maar zo snel mogelijk weg uit huis te kunnen. Naar haar werk, haar collega’s. Een plek waar zij zich veilig voelde, waar in korte tijd collega’s vrienden waren geworden, waar zij zichzelf mocht zijn.  Daarom was zij degene die elke morgen de deur van kantoor opende, zo tussen zeven uur en half acht.  Dan had ze de rit van Leiden naar Amsterdam gemaakt en de twee honden al uitgebreid uitgelaten in de Leidse Hout. Het liefste was ze elke dag tot zes uur op kantoor gebleven, zodat ze daarna nog fijn een poos in de file richting Leiden had kunnen doorbrengen om maar zo laat mogelijk thuis te komen. Eten, even televisie kijken en om negen uur naar bed, een half uurtje na hém. Maar meestal vertrok ze van kantoor zo rond half vijf. Soms kwam ze bij mij langs, als ze durfde. Dan dronken we een paar glazen wijn en hadden het gezellig. Nog altijd zo veel bij te praten. Zij was sinds 2008 terug in Nederland na vijfentwintig jaar in Zuid Afrika te hebben gewoond. We hadden elkaar zo gemist, zo veel in te halen. Maar steeds vaker bleef ze weg, ging direct naar huis. Om problemen te voorkomen.

 

Toen ze in augustus 2011 die vreselijke rugpijn kreeg hoefde ze dit patroon al niet meer te volgen. Ze kon sinds eind mei gaan en staan waar ze wilde. Eindelijk kon haar huis ook haar thuis worden. Hij was vertrokken naar Engeland. Eindelijk weg. En hij zou Nederland ook niet meer zomaar kunnen bezoeken, want had met zijn vertrek zijn verblijfsvergunning verspeeld.  Dit alles had eerder kunnen gebeuren.
In november 2010 werd ik aan het eind van een zaterdagmiddag gebeld door haar. Het enige dat ze zei was ‘Thijs moet komen’. Thijs en ik. Wij waren na twaalf jaar samenwonen in oktober van dat jaar uit elkaar gegaan, maar zo nu en dan kwam hij nog een paar dagen hier. We hoopten dat het weer goed kon komen tussen ons, tevergeefs. Die zaterdag was hij hier. Ik hoorde aan haar stem dat er iets helemaal niet goed was en vroeg bezorgd wat er dan was? Weer zei ze alleen maar ‘Thijs moet komen’ en hing op.

Als je flink doortrapt ben je binnen vijf minuten van mijn huis naar het hare gefietst. Thijs vertrok meteen en ik bleef nagelbijtend achter. Een half uur later belde hij mij. Ik kon komen.
Er was niet veel meer over van het interieur van het huis waarin ze woonde, het huis dat zij betaalde, het huis dat ze deelde met hem, haar man. Hij had haar uren eerder gesommeerd op de bank te gaan zitten en daar te blijven, daaraan toevoegend dat hij de honden in de slaapkamer zou opsluiten zodat deze niet hoefden te zien wat hij ging doen. Hij hield zo veel van die twee. Met een bijl hakte hij vervolgens vrijwel al hun spulletjes aan mootjes om na elk verwoest  meubelstuk  hijgend van inspanning haar te vertellen dat zij als laatste aan de beurt zou komen.  Om vijf uur was het zover. Alles was kapot en hij kwam voor haar staan met de bijl.
Waarom hij haar niet vermoord heeft?  De honden jankten en blaften zo hard dat hij daardoor geraakt werd. Hondenvriend.  Hij kon het de honden niet aandoen, zo zakte hij jankend in elkaar. Uiteindelijk mocht zij mij bellen, maar alleen vragen of Thijs kwam.  Ze mocht verder niks tegen mij -‘the whore’-  zeggen.
 
 

De politie kwam, de psychiater kwam. Er gebeurde verder niks. Zij wilde geen aangifte doen, haar man switchte van modus tiran naar modus zielig en verdrietig. De psychiater vond hem niet gek genoeg om direct op te laten nemen, onder dwang.  De politie vond op hun beurt de psychiater wel gek en haar erg onverstandig. Maar ze wilde hem nog een kans geven. Alweer.  Ik heb haar mee naar huis genomen, haar op het hart gedrukt aangifte te doen en weer eens geroepen ‘ga scheiden van die man!’. En natuurlijk kon zij hier blijven.  Maar diezelfde avond kwam hij  ‘gebroken’ en wel hier langs om haar –en Thijs en mij- te vertellen hoe een spijt hij had, hoeveel hij van haar hield, dat dit nooit meer zou gebeuren, dat hij graag in therapie wilde, dat hij een slechte man was, dat zij zijn engel was. Zijn alles. Ze ging weer met hem mee naar huis.

Eind februari 2011 -ik zag haar sporadisch, zij ging naar haar werk, daarna direct naar huis, ging samen met hem de honden uitlaten in de Leidse Hout, ging samen met hem om half negen slapen , was onderdanig en volgzaam- knapte er toch weer iets bij meneer. Dit keer gebruikte hij een machete om de paar dingen die zij nog bezaten plus muren, radiatoren, wasbakken, aanrecht, deuren en meer te vernielen.  Verder  gooide hij de schilderijen die zij geërfd had en welke in hun slaapkamer stonden en hingen en dientengevolge bij zijn eerdere uitbarsting gespaard waren gebleven in de Nieuwe Rijn voor hun huis. Alsook alles wat zij aan foto’s van vroeger bezat. De politie werd niet gebeld, wel heeft zij de volgende dag, toen hij een boodschap aan het doen was,  wat kleding in een koffer gegooid en is ze bij mij gekomen. Samen zijn we naar Rosa Manus gegaan, blijf van mijn lijf. Daar vonden ze dat zij   - naast aangifte doen-  ergens veilig ondergebracht moest worden elders in het land.  Hoe wij ook op haar inpraatten, aangifte wilde ze niet doen, uit medelijden met hem.  En verder wilde zij wél bij mij blijven, maar niet ergens anders.  Er werd mij gevraagd of ik dat veilig achtte. Ik vertelde dat ik niet bang was voor die man. Dat was ik wél. Hij had al gedreigd een brandbom bij mij binnen te gooien. Maar ik woon schuin tegenover een echt mannencafé en wist dat wanneer er ook maar iets raars voor mijn deur zou plaatsvinden heel wat mannen portie zouden staan. Grote mannen!
 

Ze ging met mij mee naar huis. We kregen een telefoonnummer en bij gevaar hoefden we alleen maar dat nummer in te toetsen en dan zouden er binnen no time hulptroepen voor de deur staan, waaronder de politie. Drie maanden heeft ze hier bij mij gewoond.  Echt bedreigd werden we niet door hem. Althans niet fysiek.  Nu kwam zijn haat binnen via een eindeloze reeks mailtjes waarin hij ons de hel toewenste, haar de dochter van de duivel noemde, mij de duivel zelf, ons vertelde dat hij nog niet klaar was met ons, wacht maar af! “It ain’t over yet Leidse meisjes!”  Zij ging naar haar werk, naar een psycholoog en uiteindelijk naar een advocaat om een scheiding in gang te zetten. Hij had niks meer te vernielen, alles was al kapot. Nog een keer belde hij op om te vertellen dat hij zijn polsen had doorgesneden. Dit hoorden we op de voicemail toen we op een middag terugkwamen van boodschappen doen.  Direct naar het huis gegaan. Hij was daar niet. Ook zagen we niks dat op polsen die doorgesneden zouden zijn kon wijzen. Ik belde met ziekenhuizen. Niks. Ik belde met de politie. Ja, daar was hij, daar zat hij in een cel. Hij had zelf de politie gebeld en gedreigd zelfmoord te plegen, gesmeekt of ze hem wilden komen halen. Weer kwam er een psychiater die hem niet gek genoeg vond, niet psychotisch, slechts agressief. De politie moest hem laten gaan, zeer tegen hun zin. We zijn nog met hem gaan praten, voorzichtig. We willen je helpen, laat je helpen. Maar hij wilde dit niet, niet volgens de normale procedures, de huisarts, een psychiater. Hij haatte Nederland en Nederlanders en vertrok uiteindelijk op 30 mei naar Engeland. Enigszins triomfantelijk eigenlijk.  ‘Kijk wat je voor elkaar hebt gekregen samen met die hoer? Ik vertrek! Laat jou alleen’.

Op de dag van zijn vertrek heb ik op verzoek van haar een brief aan de IND geschreven. Door deze brief, of liever de reactie daarop, kwam er rust. Haar man zou nooit meer zomaar Nederland kunnen betreden. Zij trok weer in haar huis, we kochten wat meubeltjes in de Kringloopwinkel, ze ging naar haar werk, kwam hier langs, ik kwam bij haar, we gingen naar Spanje op vakantie, we zaten soms een avond lang op een terras, zij met een whiskey, ik een glas wijn. Ze kon eindelijk vrienden thuis ontvangen, ze kon beginnen met haar leven. Prioriteit had de echtscheidingsprocedure, die moest nu echt in gang gezet worden. Ik zal de woorden die zij op een dag naar mij uitsprak nooit vergeten. “Ik geef mezelf twee jaar om mijn leven weer helemaal op poten te krijgen en mezelf terug te vinden, in alle vrijheid”.  En ik zag de spanning uit haar gezicht verdwijnen.
 
Dit verhaal gaat over mijn zusje, het is eigenlijk een dagboek achteraf, of een weekboek. Het verhaal over tien voor mij nog nauwelijks te bevatten maanden. De weg naar het land zonder pijn.
 

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten