zondag 3 februari 2013

Chemo, terrasje, ruzie

Het is halverwege oktober. We weten dat zij doodgaat. We weten niet wanneer. We willen het niet weten. Zij wil chemo. Om te beginnen drie chemokuren, zware chemokuren. Wat valt daar over te vertellen? Iedereen weet wel wat voor 'n enorme aanslag chemo op het lichaam 'pleegt'. De middag na de dag waarop zij haar eerste chemo heeft ontvangen wil ze persé naar het strand. De zee zien. Ondanks de pijn, die maar niet onder contrôle is te krijgen. Met de rolstoel achterin rijden we naar Katwijk. Het is een mooie herfstdag, met een warme jas aan kan je op een terrasje zitten. En dat is wat zij wil. Ze bestelt witte wijn en een portie bitterballen. En ze geniet. Ik ook. We nemen allebei nog een glas witte wijn en kletsen en lachen, we ontspannen. Maar na krap een uurtje zie ik dat ze het eigenlijk niet meer volhoudt, door die rotpijn en we gaan terug. Maar niet voordat ik iemand die ook op het terras zit gevraagd heb een foto van ons te nemen. Die foto koester ik. Ze ziet er gelukkig uit, ook een beetje dromerig. En zelf weet ze opeens, daar op het terras, 'ik word beter'!

 
Ze is niet erg ziek van de eerste chemokuur, wat is dat toch voor lijf? Ook krijgt ze dagelijks een krankzinnige hoeveelheid medicijnen, waar je -zoals de huisarts het omschreef 'een olifant mee plat zou kunnen krijgen'. Maar haar niet. Ze geeft slechts een paar keer over. Wel heeft ze steeds een vieze smaak in haar mond. En smaakt ook eigenlijk niks meer lekker. Even denken we ook nog allebei dat zij niet kaal zal worden van de chemo, maar dat is niet zo. Op een dag vinden we lange plukken haar op haar kussen 's morgens. En dan gaat het snel. In korte tijd verliest ze al haar haren. 'Ach' zegt ze op een ochtend wanneer ze in bad ligt' -en ze wijst naar haar schaamstreek-  'Het scheelt ook een hoop gedoe met de boel daar netjes te houden'. De weg naar de badkamer boven wordt wel steeds zwaarder. En dan breekt ook de dag aan waarop ik haar niet meer naar boven durf te helpen. Ik loop zelf niet zo makkelijk door een onderbeenamputatie en een klapvoet. Hoe vervelend zij het ook vindt, de thuiszorg wordt ingeschakeld. Elke morgen komt er iemand om te helpen bij het baden en aankleden. Daarbij zijn haar benen ook weer heel dik en moeten deze ingezwachteld worden. Ze is boos. Wil al dat gefrummel van vreemden niet aan haar lijf. Maar het kan niet anders. Wel leer ik hoe je moet zwachtelen, dat heeft ze liever. De mensen die hier van de thuiszorg komen zijn zo aardig, lief, gezellig en zorgzaam dat zij al gauw dáár niet meer boos over is. Wel is ze vaak boos, op alles. En dat is zo te begrijpen, maar soms heb ik het er moeilijk mee. In haar boosheid, uit onmacht, angst en verdriet wil ze eigenlijk niks meer. Wat ik ook voorstel, haar reactie is standaard  'Ach nee, laat maar'. Ook laat ze mij heel veel dingen doen die ze eigenlijk heel goed zelf kan. Een kopje, dat naast haar staat, aanreiken. Pillen die ik naast haar klaar gezet heb....aanreiken. Als ik denk even de was te kunnen doen of iets voor mijzelf achter de computer bedenkt zij iets waardoor ik het niet kan doen. En op een middag 'knal' ik. Ik ga verschrikkelijk tegen haar tekeer, echt afschuwelijk. Ik schreeuw, huil en zeg dat ik wegga. Ze bekijkt het verder maar! En ik loop ook daadwerkelijk de deur uit. Terwijl zij snikt vanuit haar bed 'Alsjeblieft, blijf hier'. Ik hoor haar angst, maar wil niet luisteren en trek de voordeur keihard achter me dicht. Om bij buurvrouw en tevens hele lieve, goede vriendin van ons allebei uit te huilen. Deze geeft mij een kop thee en gaat met m'n zusje praten. Want hoe ziek ze ook is, vriendin was ook opgevallen dat 'de kleine kapitein' zich wel erg als 'de enige kapitein' ging gedragen. Als vriendin terugkomt na ruim een uur ben ik weer helemaal rustig en wil ik niks liever dan terug naar m'n zusje om te zeggen hoe het me spijt en hoeveel ik van haar hou. Wanneer ik binnenkom breekt mijn hart. Daar zit ze rechtop in bed, aan het 'ziekenhuistafeltje'.
 
 
 
 Ze is aan het knippen en plakken met spulletjes die ik voor haar gekocht had, zodat ze wat kon fröbelen, maar die nog niet aangeraakt waren in het kader van 'Ach nee, laat maar'.  Ik ga naast haar zitten en zie op een blauw papier een rood en zilveren hart geplakt en de letters 'Voor de mooiste zus'. Ze is een kaart voor mij aan het maken. Even later liggen we op haar bed met de armen om elkaar heen. We kussen elkaar, zeggen hoeveel we van elkaar houden en uiteindelijk krijgen we als vanouds de slappe lach, allebei met snotneuzen. Ik vraag nog 'De móóiste zus, wat bedoel je daarmee? Wie is de lelijkste dan? Jij of ons andere zusje?' Ze gooit het op haar afasie, of op Afrikaans. Met mooi bedoelde ze lief. Wij hebben er lol om. Die avond ligt ze niet in bed. Ze zit in haar rolstoel aan de eettafel, gesteund door kussens en we spelen een spelletje Trivial Pursuit en 'alles is warmte en genieten'.
 
 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten